Opgegroeid in de landelijke omgeving van Emmen, als zoon van een docente op de Vrije School en een graficus, genoot Wiebe van tekenen en schilderen, maar bleek ook goed in exacte vakken. Aanvankelijk leek een opleiding product design aan de TU Eindhoven die interesses te combineren, maar dat viel tegen.
‘Door de trek naar de stad raakte ik steeds meer gefascineerd door de vraag hoe alles in elkaar past, de binnen en de buitenkant van een gebouw, de gebouwen in de omgeving, de stad in het landschap. En dus stapte ik over naar bouwkunde.’
Hij zorgde er wel voor een zo breed mogelijke studie te doen, waarin ook veel aandacht was voor stedenbouw, landschappelijke inpassing en historische verbanden. Een afsluitend project ging over de evolutie van het Amsterdamse pakhuis, van woning met opslag tot logistieke machine. En een voorstel die logistieke machines weer bij het dagelijks leven van de bewoners te betrekken door ze te combineren met publieke ruimte en voorzieningen.
‘Na een slordige tien jaar bij uiteenlopende bureaus en een tijdje als freelancer bleek dat mijn hart toch het meest bij het integrale ontwerpen van infrastructuur ligt. Daar komt alles samen. Je moet wel door alle schaalgroottes heenwerken van landschap tot details in de materialisering.’
Bij ZJA vond hij toewijding aan het vak en een uitvindersmentaliteit. Hij geniet het meest van het werken in teams met allerlei disciplines, om de architectuur de vertalende en verbindend schakel te laten zijn. In zijn vrije tijd is hij sportief actief (hardlopen, wielrennen, klimmen), en maakt hij zeefdrukken met geometrische patronen, die een spel spelen met je oog door hun kleurschakeringen en optische illusies.