Als achtjarige jongen maakte hij een tekening van een tekentafel, met de tekening van de wolkenkrabber, die ook te zien was door het raam achter de tekentafel. Nu moet hij lachen om de keus voor dat XXL gebouw, maar de fascinatie voor het ontwerpen van de omgeving waarin mensen leven is nog even vurig als toen. Geen verrassing dat hij naar de TU Delft ging.
‘Dat mensen over de hele wereld de steden bouwen waarin ze wonen, al die verschillende, enorme gebouwen, dat blijf ik prachtig vinden. Wat veel mensen lelijke architectuur noemen, is in mijn ogen vaak nog altijd boeiend en opwindend. Ja, wat is er zo fascinerend aan bergen? Zoiets heb ik met steden.’
Hij deed een master in architectural engineering en daarna ging hij naar Shanghai, waar hij bij een Frans-Chinees architectenbureau scholen, opera’s en stadions ontwierp. Corona en de herhaling die in het werk sloop maakten dat hij na drie jaar weer naar Nederland verkaste, met zijn Chinese vriendin.
ZJA biedt hem een bijzonder prettige werkatmosfeer, zegt hij, en hij voelt zich aangetrokken door de visie op parametrisch ontwerpen.
Op de vraag wat hij in zijn vrije tijd doet is hij heel uitgesproken: ‘Bier drinken met vrienden en nieuwe dingen leren, vooral op het gebied van techniek en kunstgeschiedenis. Als bijbaantje was ik een tijdje architectuurgids, dat wil ik nu ook weer in de weekenden in Amsterdam gaan doen. Ik weet geen bal van Amsterdam, maar dat is te leren. Het is zó leuk om een stad te leren lezen, van gebouw tot gebouw.’